Driehonderd jaar geleden werd een Protocolboek of anders gezegd notulenboek hier in Den Haag in gebruik genomen.
Dat notulenboek is het Pinkas dat wij vandaag met een tentoonstelling hier eren. Voorwaar een eer die niet zo vaak aan een archiefstuk van een minderheid wordt verleend. Immers in dit Protokolboek is geen akte van Verlatinghe of een Vrede van Munster opgetekend. Wel staan er veel beslissingen in die een goed inzicht geven in het dagelijks leven van een toen vrij nieuwe minderheid, de Asjekenazische of Hoogduitse joodse Gemeenschap van Den Haag. Zij vormden tot 1701 nog geen “kerkelijke Gemeente”, maar sommigen van hun leden vertoefden toen al een aantal jaar min of meer regelmatig in het Haagse.
Een van de zaken die aan de orde komt in dit PInkas is de huisvrede, de vrede binnen de Gemeente. Een belangrijke zaak want zonder rust en orde wordt het leven lastig.
Conflicten werden binnen de Joodse Gemeente beslecht door degenen die het gezag over de Haagse Asjekenazische joden (of zoals ik al eerder zei de Hoogduitse joden) voerden. Die gezaghebbers waren de parnassiem, de bestuurders van de joodse gemeente. Daarover en het voorkomen ervan lezen we in dit Pinkas, Protokolboek of notulenboek of in het modern Hebreeuws gewoon opschrijfboekje.
Genoeg vreemde woorden voor nu. Dit boek bevat de besluiten, soms ook de overwegingen, steeds de reglementen en hun wijzigingen, verslagen van de verkiezingen van het kerkbestuur en verkiezingen voor bepaalde ereambten binnen de synagoge en veel meer.
In het Pinkas lijkt bijna alles aan de orde te komen wat om het maar in algemeen 19de -eeuwse termen te zeggen binnen deze (kerkelijke) Gemeente speelde. Die gemeente was niet alleen bepaald door datgene wat er binnen hun gebedshuizen, meestal met synagogen aangeduid, gebeurde of moest gebeuren, maar had tot de gelijkstelling van de joden in dit land in 1796 ook een groot deel van de taak om de openbare orde onder haar gemeenteleden te bewaren en te zorgen dat ze zich ook aan de regels van de stad hielden. En voor de stad was het van belang, dat ze vooral niet ten laste zouden komen van de armenzorg van de stad.
Het Pinkas, werd aangevangen in 1723, het jaar ook van hun eerste synagoge aan de Voldersgracht. De Gemeente was echter ouder. Zo is op de eerste pagina’s een kopie afgeschreven, een afschrift dus, van het regelement van deze gemeente (kille of Kehilla) uit 1701. Zij waren ook niet de enige joodse gemeente en gemeenschap in Den Haag, de Portugese joden waren hun al midden 17de eeuw voorgegaan aanvankelijk met twee synagogen die later samengingen tot een namelijk de Gemeente Honendal hetgeen betekent tot zorg van de armen, waarvan het gebouw, de bekende, nu Liberale Synagoge tussen Prinsessegracht en Jan Evertsestraat is. Zeker vijftig jaar lang hadden de Asjekenaziem zich aan het gezag van die Portugese Gemeente onderworpen. Het regelement van 1701 is dan ook opgesteld met hulp van die Portugese Gemeente.
Ik vermeld in dit korte bestek graag dat beide Gemeenten ook in die 18de eeuw, dus de tijd van het Pinkas, beroemdheden of zoals we nu zeggen BN’ers voortbrachten, zoals bij de Asjkenazische de bankier Tobias Boas en zijn familie en bij de Portugese Gemeente de familie Suasso. (Over Boas is veel bekend, ook dat hij voorkomt in Memoires van de beroemde Casanova, die een bezoek aan zijn huis beschrijft) Mensen zoals Boas en Suasso waren welgesteld. Zij zorgden er voor dat de armenkas, de Tsedaka gevuld was, waardoor vele joden van elders hun geluk in den Haag gingen proberen, wel wetend dat als het mis ging, ze op die armenkas zouden kunnen teruggevallen.
Er was ondanks verarming die zoals in het hele land in de 19de eeuw sterk toenam tussen beide Gemeenschappen een standsverschil, dat heel lang stand hield, zoals het ook in Amsterdam bestond. Steeds vaker werd dat overbrugd, maar bleef vooral met een glimlach, knipoog, zelfspot lang doorbestaan. Om maar een voorbeeld te noemen, ook ik ben het gevolg van de overbrugging van dat standsverschil. Mijn grootouders van moederszijde namelijk, waren zeker joods, hoewel niet religieus, waren verarmd ( men zei leden aan de Dalles=armoede) maar zo zei men met die knipoog: ze waren gemengd gehuwd en dus sprak men lachend in hun arme Amsterdamse familie over een mésalliance. Terug naar het Pinkas en mijn relatie tot dit enorme boek, want op 300 beschreven pagina’s bevat het bijna 900 gedateerde onderwerpen.
Welnu ik wilde archivaris worden en dit Pinkas werd mijn stage opdracht. Het probleem was echter dat ik wel Hebreeuws kon lezen, maar niet de taal van dit Pinkas, namelijk Jiddisch. Jiddisch is de taal {een creoolse) die ontstaan is in de Middelleeuwen in Duitse gebieden, uit Middel Hoogduits, Hebreeuws en Aramees. Die taal, dat Jiddisch werd hier in zijn West Jiddische variant gesproken. Zo ook werd zij elders in Westeuropa, bijvoorbeeld in Duitsland, Zwitserland, de Elzas en in Lotharingen gesproken.
Zo ben ik 44 jaar geleden aan het werk gegaan met als resultaat die 900 regesten, of samenvattingen van besluiten en overwegingen die in dit boek staan en daarnaast een toegang op alle personen die erin voorkomen. Alles in mijn toen nog redelijke handschrift en wachtend… juist op scanning en misschien wel optical caracter reading. Dat de taal van het Pinkas gecompliceerder was dan wij oorspronkelijk dachten, bleek tijdens mijn studie Jiddisch aan het New Yorkse YIVO-Instituut. Daar had ik speciaal voor het begrip van dit Pinkas, hulp had van een hoogleraar en op verschillende momenten zei hij tegen mij bij een schijnbaar onleesbaar woord: beste joel ik spreek 5 talen, Pools, Russisch, Engels, Hebreeuws en Jiddisch, maar wat hier staat is toch echt nog een andere taal, die jij zou moeten kunnen begrijpen… en jawel het was Nederlands, maar door de Hebreeuwse karakters waarin dit Pinkas geschreven is had ik het niet herkend….
Terug naar het Pinkas zelf waarin alle zaken aan de orde komen die in een Gemeenschap van mensen voorkomen en zo hebben de samenstellers van deze tentoonstelling ook gewerkt, telkens een fragment uit dit 18de-eeuwse Pinkas verbonden aan het hetzelfde onderwerp nu.
Zo komt de zorg aan de orde, de benoeming van een dokter voor de gemeenschap, de financiën van de Gemeente, de benoeming van Rabbijnen of leraren, het koosjere slachten en de slagers, de jaarlijkse verkiezing voor een nieuw bestuur, het straffen van overtreders van regels die gesteld waren voor in de synagoge, de liefdadigheid en de religieuze plicht tot het steunen van elkaar, het begrafeniswezen, de klachten van leden over het lidmaatschap, de verhouding tussen het parnassiem, het kerkbestuur en schout en schepenen van de stad. Alles komt aan de orde. Ieder officieel besluit getekend door de secretaris, de vertrouwensman, die vaak tegelijk de koster(shammes of shamaas) van de Gemeente was. Zo hebben we met dit Pinkas een pracht bron die een groot deel van de achttiende eeuw bestrijkt.
En was getekend: Hakootsen Shmuel ben haraw awraham oeben shamas(gemeentedienaar) we neeman(vertrouwensman) van deze heilige gemeente Den Haag of zijn opvolger.
De aanvoerder, leider, Samuel zoon van Abraham O(e)ben of Oven, koster en vertrouwensman(secretaris) van de heilige gemeente Den Haag of zijn opvolger.
Opmerkingen